woensdag 13 mei 2009

Middelmaat

(Voor het eerst, geloof ik, een tweede blog vandaag. Dat krijg je als het over onderwijs gaat.)

Als je eenmaal mijn leeftijd hebt bereikt, komt het wel eens voor dat je bekropen wordt door de gedachte: waar of wanneer heb ik dat eerder gehoord? Gisteren had ik dat weer toen ik het altijd opgewekte hoofd van Sharon Dijksma, onze staatssecretaris van onderwijs, op de tv zag. Breed lachend riep ze weer eens dat er van alles aan gedaan werd. De onderwijsinspectie heeft namelijk een rapport uitgebracht, waaruit blijkt dat enkele honderdduizenden kinderen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs onvoldoende aandacht krijgen en daardoor met onvoldoende, althans niet-optimale, kennis en vaardigheden de school verlaten. Het gaat daarbij niet alleen om de domste, maar ook om de slimste leerlingen.

Toen ik zelf op de lagere school zat was een klassengrootte van vijftig kinderen, zeker in de grote steden, eerder regel dan uitzondering. Dat betekende dat er klassikaal lesgegeven werd. Een onderwijzer(es) moest zich daarbij richten op het gemiddelde niveau van de klas.

Na de HBS ging ik naar de kweekschool. Daar leerde ik, ruim vijftig jaar geleden dus, dat klassikaal lesgeven ertoe leidt dat kinderen beneden het gemiddelde niveau steeds verder achterop raken, omdat ze het tempo niet kunnen bijbenen. Daar leerde ik ook dat kinderen boven het gemiddelde niveau te weinig uitgedaagd en gestimuleerd worden. Hen wordt als het ware 'geleerd' beneden hun niveau te presteren. Toen al waren er diverse methoden om veel meer individueel gericht onderwijs te geven: Montessori, Dalton, Jenaplan, om de meest bekende te noemen. Zo hoefden de wat minder slimme kinderen niet hijgend achter de middelmaat aan te lopen en/of al vroegtijdig helemaal af te haken en mochten de slimme kinderen voor de middelmaat uit marcheren.

In het zelfde nieuwsitem als Sharon kwam het hoofd van een basisschool aan het woord. De prestaties van (de kinderen van) deze school lagen duidelijk boven het gemiddelde. En nee, het was geen 'witte' school, het was een school in hartje Rotterdam. Waar was het succes van deze school aan te danken? Je zult het niet geloven: ze geven daar individueel onderwijs! Dat schoolhoofd zei dat de minder slimme kinderen extra aandacht kregen en dat de slimmere kinderen extra gestimuleerd werden. Ik weet niet meer wat hij precies zei, maar ik zweer het je dat het daarop neerkwam.

De gemiddelde klassengrootte ligt tegenwoordig ergens in de buurt van de twintig. Je zou dus zeggen dat de mogelijkheid om individueel onderwijs te geven iets groter is dan in in mijn lagere-schooltijd. Het eerste lid van artikel 23 van onze Grondwet luidt: "Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering." Bij mijn weten luidde die tekst vijftig jaar geleden precies zo. Waar heeft dat toe geleid? Trouw van vandaag: Vele nieuwe functies zijn de afgelopen jaren gecreëerd om hen (kinderen die extra aandacht nodig hebben) op te vangen: er kwamen interne begeleiders, zorgcoördinatoren of zorgadviesteams. Maar het vermogen om problemen daadwerkelijk aan te pakken 'nam veel minder toe'. Het netto resultaat van die aanhoudende zorg is: honderdduizenden kinderen die niet het onderwijs krijgen dat ze verdienen. Kan iemand, bijvoorbeeld die immer opgewekte Sharon Dijksma, mij nou eens uitleggen waar dat aan ligt?
x

Woorden

Ik heb het nooit bijgehouden, maar het is vrijwel zeker dat ik zo langzamerhand wel duizend blogs geproduceerd heb. Op basis van een steekproef concludeer ik dat de gemiddelde lengte van mijn blogs 432 woorden is. Ik heb dus zo'n 432.000 woorden bij elkaar geblogd. Als ik die in een boek zou verzamelen, zou dat ruim 1.400 pagina's beslaan. (Met 186 pagina's kun je de 'Libris Literatuur Prijs' winnen, waarmee ik overigens niets zeg over de kwaliteit van mijn blogs en die van 'Godverdomse dagen op een godverdomse bol'.)

Het bloggen begon om zeer praktische redenen: ik gaf daarmee aan dat ik die dag weer, waarschijnlijk in redelijke gezondheid, uit mijn bed was gekomen. Ik had natuurlijk ook kunnen bellen of sms-en, maar ik heb een hekel aan telefoons. Alleen als het niet anders kan laat ik langs die weg weten dat ik er nog steeds ben.

Aangezien ik de kans dat ik nog eens een woning met iemand zal delen niet bijster groot acht, zal ik, behoudens minder vrolijke omstandigheden, moeten doorbloggen tot de dag dat een bejaardenverzorger kan constateren dat ik nog 'alive and kicking' ben. Ik schrijf "moeten", maar dat moet niet zwaar worden opgevat. Het komt slechts een heel enkele keer voor dat ik echt geen zin heb om iets te schrijven. Ik vind schrijven op zich al leuk, maakt niet uit waarover. In mijn schooltijd vond ik het al leuk opstellen te schrijven. Bij mijn onderwijzersexamen heb ik het gepresteerd twee opstellen te schrijven. Toen ik met het eerste klaar was, was er nog aardig wat tijd over en kreeg ik weer een idee. Ik heb het tweede opstel ingeleverd. Het kritisch kijken naar mijn eigen teksten heb ik geleerd van de leraar Nederlands op de kweekschool. In een opstel had ik eens geschreven over een dag die ik had "meegemaakt". Die leraar had daar, met het bekende rode potlood, bij geschreven: "God heeft de dagen gemaakt en niemand heeft ze meegemaakt."

Sinds 1968 kon ik vrijwel dagelijks en beroepshalve schrijven. De onderwerpen kon ik niet zelf uitkiezen: het waren officiële brieven, notities, nota's. Maar het schrijven was net zo leuk. Het was altijd weer een uitdaging geen dorre 'ambtenarentaal' te schrijven. Daarvan zag ik genoeg verschrikkelijke voorbeelden om me heen. Een belangrijk motto is ook altijd geweest de uitspraak die ik ooit eens gelezen heb: "Neem me deze lange brief niet kwalijk, ik had geen tijd voor een korte." Er worden heel veel overbodige woorden geschreven.

Het bloggen heeft nog een aardige bijeenkomstigheid: er zijn maar weinig zaken waar ik geen mening over heb, maar wat doe je met een mening als je alleen woont en er vaak aardig wat dagen voorbij gaan zonder dat je echt iemand spreekt? Het is een plezierige gedachte dat er een negental mensen is dat trouw de moeite neemt te lezen wat ik schrijf, variërend van minimaal één keer per week tot (vrijwel) dagelijks. Als ik dat bedenk komt ook de 'schoolmeester' weer even bij me boven: misschien steekt iemand er nog wat van op ook.
x